Er wordt een eigen zaagsysteem
ontwikkeld, waarbij de puzzels zo goed blijven samenhangen dat ze
na het zagen aan twee hoeken kunnen worden opgepakt en in de doos
gelegd.
De chique, uitgelegde puzzels werden
aan de achterkant geschuurd. Om de splintertjes in eerste aanleg
te vermijden en om een mooie zaagsnee te krijgen, werd grote aandacht
besteed aan de keuze van het zaagje. Het goede zaagje werd gevonden
in Duitsland. Het was breed en dun en van hoogwaardig staal. Door
deze vorm werd ook de gestroomlijnde vorm van de lippen bevorderd.
Door de vertraging in het volgen van de zaagbeweging werden de vormen
vloeiender, dus minder hoekig.
In dat opzicht was ook de eerste elektrische zaagmachine niet zo’n succes.
Het klinkt misschien vreemd, maar de constructie was te stabiel, de armen gaven
niet mee zoals bij de trapmachines. De eerstgenoemde puzzel, die je dus aan één
hoekje kan optillen, was de oorspronkelijke versie. De kunst werd geleerd uit
een Engels hobbyblaadje.
Er werd berkentriplex gebruikt, dus drie lagen fineer, dwars op elkaar gelijmd.
De onvermijdelijke kwasten werden gerepareerd door in de desbetreffende laag
een rond gat te ponsen en dat op te vullen met een plakje van gelijke afmetingen,
dat op de middenlaag werd gelijmd. Voor de tussenlaag gebeurt dat niet, omdat
die kwasten voor de normale toepassingen geen probleem vormen.. Wel voor puzzeltjes.
Dat was vooraf niet te controleren. Veelal werd dat tijdens het zagen opgemerkt
en in de meeste gevallen konden de desbetreffende stukjes worden gerepareerd.
Een tijdrovende bewerking.
 |
De
puzzels gingen met 5 op elkaar binnen een raamwerk van multiplex
van 5 triplexplaatjes dikte met uitsparingen voor de zaagjes. (In
dit voorbeeld kom je uit op 3x4=12 stukjes) |
Het zagen volgens K-systeem
leerden
de nieuwe zagers wel, maar ze moesten toch eerst oefenen: dat werd "brandhout
zagen" genoemd. De kleinere puzzels worden met
5 op elkaar in een raampje geklemd gezaagd (in het verleden waren er dat 3, daarna 4,
totdat er zachter - populieren - triplex kwam). In de
rand van het raampje zitten uitsparingen waar de zager op af stuurt. De vorm en plaats van de lippen
werd handmatig geregeld, mede aan de hand van een tekening op de rand van het raampje waarop de vorm
van de eerste zaagsnede met viltstift was aangegeven.
Moesten er grotere puzzels worden gezaagd, die
in een boekdoos kwamen, dan werd er in het begin meer afkalvend gezaagd en kwamen de stukjes
via een glijbaantje (met een gazen bodem waar het zaagsel doorheen viel) in
de doos. Na de invoering van het K-systeem werden de plankjes eerst in twee of vier stukken gezaagd die
daarna elk als aparte puzzels gezaagd werden.
Veel van de zagers door de jaren heen waren thuiswerkers, die thuis een electrische
zaagmachine hadden staan (meestal in de schuur). Onze vader transporteerde
de plankjes naar het huisadres van de werkers, en haalde gelijk de gezaagde
puzzels weer op.
Logo's
 |
De werkplaats
bij fam.Klaus thuis in 1940 |
Onze vader ontwierp zelf
het driehoekige embleem voor zijn K-puzzels (vooral de Holland-puzzels)
dat tot ca 1960 in gebruik bleef. Toen werd het geleidelijk vervangen
door het Kolibri embleem, ook door hem ontworpen.
Klaus in oorlogstijd
In de eerste oorlogsjaren slaagt de firma er in een redelijke produktie te
halen. Weliswaar was het goede Fins-berken triplex niet meer te koop, maar
met een mindere kwaliteit viel ook wel te werken. Toen het triplex helemaal
niet meer te koop was heeft men gezaagd uit dik karton en uit populierenhout
van verpakkingskratjes. Van de nood werd een deugd gemaakt door hardboard te
gaan gebruiken. Dat was toen een vrij nieuw produkt (ca 1935) en werd bijvoorbeeld
gebruikt voor de verduistering. Het had als voordeel dat het niet krom trok,
maar als nadeel dat, door de gemene lijm, de zaagjes veel sneller bot werden
en braken. Met deze hardboard puzzels werd geadverteerd als 'ideaal puzzel'
omdat ze zo mooi vlak bleven. Aan plaatjes voor de puzzels was ook moeilijk
te komen. Op zeker moment bleken randjes kinderbehang een uitkomst. Behangpapier
werd ook op de kartonnen dozen geplakt. In de winter 1944-45 viel ook voor
de fa. Klaus de produktie terug tot een bedenkelijk laag peil. Papiervergunningen
voor het maken van speelgoed werden door de bezetter niet meer gegeven. Na
overlijden van onze opa (5 januari 1944) kwam er, vooral in de hongerwinter,
steeds minder terecht van de fabricage. Frans en Jan pakten van alles aan.
Jan was vooral druk met de hongertochten. Tegen het eind van de hongerwinter
(1944/45) werd Frans opgepakt bij de kapper en naar Duitsland geëxporteerd.
Vóór
die tijd hield hij zich onder andere bezig met tegeltjes schilderen, luxe cassettes
maken voor tafelzilver, sigarettenvloeitjes maken van doorslagpapier, etcetera.
Bovendien werden ook zijn werknemers voor de Arbeidseinsatz naar Duitsland
gebracht.
In
de oorlogstijd was oom Jan tot de B.S. (Binnenlandse Strijdkrachten,
dus het verzet) toegetreden. Bij de bevrijding betekende dit dat
hij in actieve militaire dienst kwam. Toen hij na een of twee jaar
de militaire dienst weer verliet, was zijn plaats in het bedrijf
ingenomen door zwager Bep Voskuilen. Er moest uiteindelijk wéér
verhuisd worden, omdat het gezin maar groter en groter werd. Het
grootste deel van het huis was inmiddels fabriek geworden. Om te
eten, moest je van de keuken door de zagerij óf door de plakkerij
naar de woonkamer. Geen lolletje. De
uiteindelijke lokatie werd verderop in de Beerensteinerlaan, nr.
43a, gevonden.
|